Jezus Komt Spoedig

Inloggen

Nog geen account?

Start hier

Categorie 1-8

Categorie 1: soteriologie – de redding van de mens

Wij geloven en belijden dat: 

  • Er één God is. Er is ook één Middelaar tussen God en mensen, de mens Christus  Jezus. Hij heeft Zich gegeven als een losprijs voor allen (1 Tim. 2:5-6). 
  • Elke zondaar alleen gered kan worden door de Heere Jezus Christus, Gods Zoon, Die gestorven is als verzoening voor al onze zonden (1 Joh. 2:2). 
  • De Almachtige God een Drie-enige God is. Hij openbaart Zich in Drie verschillende  Personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Dit noemen we de Heilige Drie eenheid (1 Joh. 5:7). Christus is het Beeld van de onzichtbare God (Kol. 1:15) en in  Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk (Kol. 2:9). Wie de Zoon  gezien heeft, heeft de Vader gezien (Joh. 14:9). 
  • Een mens alleen gered kan worden door opnieuw geboren te worden. Dit gebeurt  door de werking van water (Woord, Efez. 5:26) en Geest (Joh. 3:3-5; vgl. Tit. 3:4- 5). 
  • Een mens opnieuw geboren wordt door te geloven in het Evangelie (1 Kor. 15:1-4Hand. 16:29-32). Als iemand met zijn hart gelooft dat God Christus uit de doden  heeft opgewekt, is het gevolg hiervan dat de gelovige met zijn mond de Heere Jezus belijdt. Met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt  men tot redding (Rom. 10:9-10). Het belijden laat de innerlijke verandering zien.
  • Een opnieuw geboren christen zijn redding niet kan verliezen (Efez. 1:13-14; 4:30; vgl. 2 Kor. 1:22; Filipp. 1:6). 
  • We alleen gered zijn uit genade, door het geloof, en dat niet uit onszelf, het is de  gift van God (de redding); niet uit werken, opdat niemand zou roemen (Efez. 2:8-9). 
  • De leer van Christus van geestelijk levensbelang is (2 Joh. 1:9). Het is de hele  geopenbaarde waarheid over de Heere Jezus. Dit betreft alles rondom Zijn  persoonlijke heerlijkheid: Zijn eeuwige Godheid, Zijn maagdelijke geboorte, Zijn  volmaaktheid als Mens, Zijn zondeloosheid, Zijn plaatsvervangend lijden, Zijn  lichamelijke opstanding, verheerlijking en terugkomst (vgl. 1 Tim. 3:16). 

Categorie 2: de functie van de Wet 

Wij geloven en belijden dat: 

  • Het werk van de Wet is geschreven in het hart van de mens vanwege het door  God gegeven geweten (Rom. 2:15), waardoor de Tien Geboden – de  samenvatting van Gods wetten – niet beperkt blijven tot Israël (Rom. 3:9-12).
  • De Wet de mens vervloekt, omdat elk mens de Tien Geboden, de morele  wetten, heeft verbroken. Daarom zijn alle mensen die uit de werken van de wet  zijn onder de vloek. Niemand kan door de Wet gerechtvaardigd worden voor  God (Gal. 3:10-12). 
  • Wij de zonde niet zouden hebben leren kennen dan door de Wet (Rom. 7:7).
  • De zonde door het gebod een aanleiding heeft gevonden en ons heeft misleid  en daardoor gedood. De Wet is heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en  goed (Rom. 7:11-12). 
  • De Wet onze leermeester/tuchtmeester is geweest tot Christus, opdat wij uit  het geloof gerechtvaardigd zouden worden (Gal. 3:24). 
  • Nu het geloof gekomen is, wij niet meer onder een leermeester/tuchtmeester (de Wet) zijn (Gal. 3:25). 
  • Wij door de wet voor de wet gestorven zijn, opdat wij voor God zouden leven  (Gal. 2:19). 
  • De zonde niet over ons zal heersen, want wij zijn namelijk niet onder de Wet,  maar onder de genade (Rom. 6:14). 
  • Wij vroeger onze leden beschikbaar gesteld hebt ten dienste van de onreinheid  en van de ene wetteloosheid tot de andere wetteloosheid, maar dat wij nu  onze leden beschikbaar stellen ten dienste van de gerechtigheid, tot heiliging (Rom. 6:19). Wij willen onze wil binden aan Zijn wil. 
  • De inwoning van de Heilige Geest ervoor heeft gezorgd dat Gods geboden geen zware last zijn (1 Joh. 5:3). De liefde van God is namelijk in onze harten  uitgestort door de Heilige Geest, Die ons gegeven is (Rom. 5:5). De liefde doet  de naaste geen kwaad. Daarom is de liefde de vervulling van de Wet (Rom.  13:10).  
  • Wij ons alleen kunnen onderwerpen aan Gods wetten door onze ‘eigen ik’, het  vleselijk denken en handelen, te doden. Want het denken van het vlees is de  dood, maar het denken van de Geest is leven en vrede (Rom. 8:5-8). Deze  ‘onderwerping’ is alleen mogelijk door Gods genade, in de wetenschap dat wij  volledig afhankelijk van de werking van Zijn Geest zijn. 
  • Wij weten dat de Wet goed is, als men die wettig gebruikt, en als men dit weet: dat de Wet niet bestemd is voor de rechtvaardige, maar voor wettelozen en  voor opstandigen, goddelozen en zondaars (1 Tim. 1:8-9), zodat ze tot geloof in  Christus komen tot vergeving van hun zonden. 
  • Het apostolisch getuigenis van oordeel is dat degenen die zich uit de heidenen  tot God bekeren, niet lastig moeten maken, maar aan hen moet bekendmaken  dat zij zich (1) dienen te onthouden van de dingen die door de afgoden besmet  zijn, (2) van ontucht, (3) van het verstikte en (4) van bloed (Hand. 15:19-20, 28- 29). Dit wordt nogmaals bevestigd in Handelingen 21 (Hand. 21:25). 
  • Wij nooit moeten teruggaan naar het Oude Verbond om daaruit gerechtvaardigd te worden. De bekeerde heidenen hebben geen baat bij de  vleselijke besnijdenis (Gal. 5:1-6), het vieren van de feestdagen van de HEERE  (Lev. 23) of het onderhouden van andere wetsinstellingen of (menselijke)  bepalingen (Kol. 2:16-17, 20-23). 
  • Het wel tot opbouw van de gemeente is om onderwijs te geven over de  profetische betekenis van de feestdagen van de HEERE (Lev. 23). 
  • De eerste dag van de week, de door de maatschappij genoemde zondag, de dag  is van de samenkomst voor de Heere. Immers is dit de dag om het brood met  elkaar te breken (Hand. 20:7). Deze dag wordt apart gezet voor de Heere, zoals  de Israëlieten gehoorzaam moesten zijn aan het sabbatsgebod (Ex. 35:1). 
  • Een gelovige een ander standpunt kan innemen wat betreft de dag van de samenkomst of het eten van voedsel. De een acht de ene dag boven de andere dag, maar de ander acht al de dagen gelijk. Laat ieder in zijn eigen geest ten  volle overtuigd zijn. Wie de dag in ere houdt, houdt hem in ere voor de Heere,  en wie de dag niet in ere houdt, houdt hem niet in ere voor de Heere (Rom. 14:5-6). 

Categorie 3: het werk en de gaven van de Heilige Geest 

Wij geloven en belijden dat: 

Het werk van de Heilige Geest 

  • De Heilige Geest de Derde Persoon is binnen de Heilige Drie-eenheid.
  • Wij de Heilige Geest hebben ontvangen uit de prediking van het geloof, niet uit  de werken van de wet (Gal. 3:1-8), handoplegging of onderdompeling.
  • Het ontvangen van de Heilige Geest een hemelse handeling is, die volledig van  God uitgaat. Het ontvangen van de Heilige Geest leidt naar de wedergeboorte.
  • Wij door het ontvangen van de Heilige Geest tot één Lichaam gedoopt zijn (1  Kor. 12:13). 
  • Wij door het geloof in het Evangelie van Christus verzegeld zijn met de Heilige  Geest van de belofte, Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing  die ons ten deel viel tot lof van Zijn heerlijkheid (Efez. 1:13-14). 
  • God ons verzegeld heeft en het onderpand van de Geest in onze harten  gegeven heeft (2 Kor. 1:21).
  • De Heilige Geest als Persoon bedroefd kan worden door zonde in ons leven  (Efez. 4:30). 
  • De Heilige Geest de Geest van de waarheid is. Hij zal ons de weg wijzen in heel  de waarheid en de toekomstige dingen zal Hij ons verkondigen (Joh. 16:13).
  • De Heilige Geest nooit naar de mens verwijst, maar naar de Zoon van God, de  Heere Jezus, onze Zaligmaker (Joh. 16:14). 
  • De Heilige Geest ons kenbaar maakt dat wij alles gekregen hebben in Gods  Zoon. God heeft ons namelijk met Christus levend gemaakt en heeft ons met  Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus  (Efez. 2:4-6). Immers, Zijn Goddelijke kracht heeft ons alles geschonken wat tot  het leven en de godsvrucht behoort (2 Petr. 1:3-4). Het betreft hier hemelse  zegeningen. Gods Geest verwijst naar de ontvangen hemelse zegeningen in  Christus en is absoluut niet aardsgericht. 
  • De Heilige Geest de Geest van wijsheid en van openbaring is in het kennen van Hem, namelijk de Vader (Efez. 1:17; vgl. Kol. 1:9-11). 
  • De Heilige Geest een kracht is. Gods Geest wil ons met kracht sterken in de  innerlijke mens (Efez. 3:16; vgl. 2 Tim. 1:7), maar niet in het uiterlijk vertoon  van de uiterlijke mens. 

De gaven van de Heilige Geest 

  • Er tijdloze genadegaven zijn, maar wel tijdelijke tekengaven (1 Kor. 13:8). Dit  betekent niet dat de Heere de tekengaven nooit meer heeft gebruikt na het  apostolische tijdperk, want Zijn wegen zijn niet onze wegen (Jes. 55:8). Hij is soeverein om te doen wat Hij wil. Maar in het algemeen zijn de tekengaven  voorbij gegaan. 
  • Wij niet meer leven in de tijd van de apostolische bediening. Dit tijdperk is voorbij  (1 Kor. 4:9; Efez. 2:19-22). Wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen (2  Kor. 5:7). Daarom staan wij niet achter de nadruk op ‘wonderen en tekenen’ in  het onderwijs. 
  • Er verschillende genadegaven zijn, maar het is dezelfde Geest (1 Kor. 12:4).
  • Wij genadegaven hebben gekregen, onderscheiden naar de genade die ons is gegeven (Rom. 12:6-8). Genadegaven worden niet uitgedeeld/verkregen door  handoplegging (vgl. 1 Tim. 5:22) of andere handelingen van de mens.
  • Er verschillende bedieningen zijn, en het is dezelfde Heere (1 Kor. 12:5).
  • Er verschillende werkingen zijn, maar het is dezelfde God, Die alles in allen werkt (1 Kor. 12:6). 
  • Aan ieder de openbaring van de Geest is gegeven tot wat nuttig is voor de ander (1 Kor. 12:7). 
  • Al deze dingen door één en dezelfde Geest werkt, Die aan ieder afzonderlijk  uitdeelt zoals Hij wil (1 Kor. 12:11). Hier heeft de mens geen invloed op. 

De volgende uitingen zijn on-Bijbels: 

  • Het aanbidden van de Heilige Geest. Nergens in de Bijbel staat dat de Geest  aanbeden moet worden. 
  • Het uitnodigen van de Heilige Geest. De Geest woont al in ons. ‘Blus de Geest niet uit’ is wel een Schriftuurlijke prediking (1 Thess. 5:19).
  • Het spreken in een onverstaanbare brabbeltaal. Tegenwoordig noemt men dit  ‘het spreken in een tongentaal’. Dit heeft niks te maken met de talen die in de  Bijbel worden benoemd. Het Griekse Woord glōssa verwijst naar een letterlijke  en verstaanbare (vreemde) taal. 
  • Het achterover vallen vanwege de kracht van de Heilige Geest of in de Heilige  Geest. Dit staat nergens in de Bijbel. Als mensen in de Bijbel achterovervallen, heeft het vaak geen positieve gevolgen. 
  • Het rollen over de grond en het lachen in de Heilige Geest. Dit staat nergens in  de Bijbel. Wat moet iemand die ongelovig is wel niet denken bij het zien van  deze uiting? Dit heeft niks te maken met nuchter geloven. 
  • Profetieën/beelden uitspreken over het leven van een ander. Het Woord van God bevat alle profetieën die Zijn kinderen nodig hebben. Het uitspreken van  profetieën/beelden over elkaar is een vorm van het lezen van gedachten en  toekomstbeelden. 
  • Kortom, alle bovengenoemde zaken hebben te maken met het occultisme, de  oosterse religies en de New Age-beweging. Er zijn veel verkeerde stromingen en leringen overgewaaid vanuit de Verenigde Staten en Canada. Deze  stromingen hebben een ‘christelijk’ jasje aangetrokken. Als het afkomstig van  Gods Geest was, hadden de buitenlandse evangelisten niet hoeven komen. Het  werk van de Geest is namelijk niet beperkt tot een aantal landgrenzen. 

Categorie 4: het functioneren van de gemeente als Lichaam van Christus

Wij geloven en belijden dat: 

De vier pijlers of steunpilaren 

  • Het van fundamenteel belang is om te volharden (1) in de leer van de apostelen,  (2) in de gemeenschap, (3) in het breken van het brood en (4) in de gebeden  (Hand. 2:42). 

De volharding in de leer van de apostelen 

  • Wij geen vreemdelingen en bijwoners meer zijn, maar medeburgers van de  heiligen en huisgenoten van God (Efez. 2:19). 
  • De gemeente is gebouwd op het fundament van de apostelen en  (nieuwtestamentische) profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is, en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de  Heere; op Wie wij ook mede gebouwd worden tot een woning van God, in de  Geest (Efez. 2:20-22). 
  • Alles draait om de Persoon van de Heere Jezus, Zijn Woord en Zijn glorie.
  • Het van fundamenteel belang is om elke eerste dag van de week onder het gehoor  van Gods Woord te zijn, zodat de gemeente – op individueel niveau en als  collectief – groeit in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus  Christus (2 Petr. 3:18). 
  • De leer van de apostelen niets anders bevat dan de instructies van de Heere Jezus  over Zichzelf, Zijn Woord en Zijn toekomst. 
  • De werken van Heilige Geest worden (h)erkend wanneer de Zoon van God  werkelijk in het middelpunt staat.
  • Het in de gemeente niet gaat om de mensen, noch zijn gaven, geestelijke excessen  of manifestaties en expressies. 
  • Elk getuigenis dat afwijkt van de leer van de apostelen moet worden verworpen,  zowel door de gemeente als door de individuele gelovige. Dit is namelijk een uiting  van de werken van het vlees (Gal. 5:19-21). 
  • De Heere sommigen heeft gegeven als nieuwtestamentische profeten, anderen  weer als evangelisten en nog weer anderen als herders en leraars (Efez. 4:11).
  • Een vers-voor-vers-exegese met (historische) context noodzakelijk is om de  heiligen toe te rusten, tot het werk van dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam  van Christus, totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de  kennis van de Zoon van God (Efez. 4:12-16). 
  • Een Bijbelse exegese bestaat uit het vergelijken van Schrift met Schrift (1 Kor.  2:13). De Geest immers onderzoekt alle dingen, zelfs de diepten van God (1 Kor.  2:10). 
  • De Heilige Schrift zo letterlijk mogelijk uitgelegd moet worden. Er zijn Schriftgedeelten die een allegorische uitleg toelaten. 
  • Gezond onderwijs leidt naar een gezonde levenswandel vol van de vrucht van de  Geest (Gal. 5:22; vgl. Filipp. 1:9-11). De tijd is reeds aangebroken dat de gezonde  leer onder vuur staat. Het wordt niet meer verdragen in de maatschappij (1 Tim.  1:8-11; 2 Tim. 4:3-5; Tit. 2:1). Daarom willen wij Gods licht in de duisternis laten schijnen. 
  • Bijbels onderwijs ervoor zorgt dat wij anderen voorgaan in het doen van goede  werken. Deze dingen zijn goed en nuttig voor de mensen (Tit. 3:8 vgl. Tit. 2:7-8,143:14). 

De volharding in de gemeenschap 

  • Het van geestelijk belang is om de onderlinge bijeenkomst niet te verzuimen, zoals  het bij sommigen de gewoonte is. Wij sporen elkaar juist aan, en dat zoveel te  meer als wij de grote dag zien naderen (Hebr. 10:25). 
  • Het doel van de onderlinge bijeenkomst het verzamelen van de gelovigen in de Naam van de Heere Jezus is, om Hem vervolgens de vrucht van onze lippen te brengen (Hebr. 13:15). Onze hemelse Vader zoekt naar ware aanbidders die Hem in geest en waarheid aanbidden (Joh. 4:23). Wanneer de gemeente bijeenkomt, wordt de veelvuldige wijsheid van God aan de overheden en machten in de  hemelse gewesten kenbaar gemaakt (Efez. 3:10). 
  • Wij de verantwoordelijkheid hebben op elkaar te letten door elkaar aan te vuren  tot liefde en goede werken (Hebr. 10:24), zodat de vrucht op onze rekening  toeneemt (Filipp. 4:17; vgl. Gal. 5:22; Efez. 5:8-10; Kol. 1:3-6). 
  • Het van geestelijk belang is om onder elkaar te spreken met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen. Wij willen zingen voor de Heere en Hem loven in ons hart  (Efez. 5:19; vgl. Kol. 3:16). 

De volharding in het breken van het brood 

  • Het van fundamenteel belang is om de eerste eredienst van de maand het heilig Avondmaal met elkaar te vieren tot Zijn gedachtenis. Het is immers een opdracht in Gods Woord (Luk. 22:14-20; 1 Kor. 10:16-17; 11:23-30).
  • Het van geestelijk en lichamelijk belang is om heilig met het Avondmaal om te  gaan. Daarom worden gasten vriendelijk verzocht te wachten op een eenmalig  gesprek met de opziener of diaken(en). De uitkomst van het gesprek zal  doorslaggevend zijn of we met elkaar het Avondmaal kunnen vieren. 

De geloofsdoop door onderdompeling 

  • De doop een opdracht is in Gods Woord (Matt. 28:18-20; Rom. 6:1-14; Gal. 3:26-27). 
  • De doop een daad van gehoorzaamheid is.  
  • De doop niet zaligmakend is, maar wel van fundamenteel belang. De doop is een uiterlijk teken van wat er innerlijk is gebeurd. 
  • De doop een aardse handeling is na de bekering van dode werken.
  • De doop plaatsvindt na de bekering, het ontvangen van de Heilige Geest (Hand. 10:46-48) en de wedergeboorte. 
  • De doop door een opziener of diaken wordt uitgevoerd, omdat de dopeling van minimaal één van hen onderwijs krijgt voorafgaand aan de doop. 

Er zijn zes verschillende dopen: 

  1. De doop van Israël in Mozes. 
  2. De doop van Johannes de Doper. 
  3. De doop van Jezus. 
  4. De doop met de Heilige Geest tot het Lichaam van Christus. 
  5. De Bijbelse doop die volgt op de bekering, het ontvangen van de  Heilige Geest en de wedergeboorte. 
  6. De doop met vuur. 

Opmerking: op het YouTube-kanaal van de gemeente zijn de zes verschillende dopen duidelijk en overzichtelijk uiteengezet. 

De volharing in de gebeden 

  • Het van geestelijk belang is om met elkaar te volharden in de voorbeden en  gebeden, om altijd voor alle dingen God en de Vader in de Naam van onze Heere Jezus Christus te danken (Efez. 5:20; Kol. 3:17). 

De dienende hiërarchie van God voor de gemeente 

  • Figuur 1 de dienende hiërarchie van God voor de gemeente weergeeft.
  • De gemeente naar het raadsbesluit van God een levend organisme is.
  • Er orde in de gemeente en eredienst moet zijn (1 Kor. 14:33).
  • De Raad in afhankelijkheid van God en in onderdanigheid aan God de leiding  neemt om de orde in de gemeente en erediensten te bewaren. 
  • De Raad een dienend organisme is. Heersend leiderschap is on-Bijbels.
  • Alleen broeders functies bekleden binnen het ambt, de Raad, mits ze aan de Bijbelse normen voldoen (Hand. 6:1-7; 14:23; 20:17-30; Filipp. 1:1-6; 1 Tim. 3; Tit.  1:5-9; 1 Petr. 5:1-4). 
  • Vrouwen zeer kostbaar zijn binnen het Lichaam van Christus, maar niet om een  ambt te bekleden of te spreken (1 Kor. 14:34-37; 1 Tim. 2:11-14).
  • Wij niet moeten discussiëren over de hoofdbedekking van de vrouw (1 Kor. 11:15- 16). De vrouw maakt (o.l.v. haar man) in geloof een keuze om het wel of niet te  doen voor de Heere. 

Figuur 1: de dienende hiërarchie van God voor de gemeente 

Christus is het Hoofd 

Opziener(s) 

Diaken(en) 

Evangelist(en) 

Alle leden

De hiërarchie van God voor het huwelijksleven 

  • Figuur 2 de ingestelde hiërarchie van God voor het huwelijksleven weergeeft.
  • Dat er maar één huwelijk is: het Bijbelse huwelijk tussen man en vrouw.
  • Er zegen rust op het uitvoeren en gehoorzamen van de Bijbelse taken voor mannen (Efez. 5:25-32; 6:4; Kol. 3:21; Tit. 2:2,6; 1 Petr. 3:7), vrouwen (Efez. 5:22-24; Tit.  2:3-5; 1 Petrus 3:1-6) en kinderen (Efez. 6:1-3; Kol. 3:20). 
  • Dit hoognodige standpunten zijn in een maatschappij vol van moreel verval en on Bijbelse normen en waarden. 

Figuur 2: de hiërarchie van God voor het huwelijksleven (1 Kor. 11:3)

God

Christus 

Man 

Vrouw 

Kind(eren)

Pastorale zorg 

  • De gemeente is geroepen tot de vervulling van haar pastorale opdracht door het  verlenen van herderlijke zorg. 
  • Deze pastorale opdracht zowel de gemeenteleden, de kinderen van gemeenteleden en hen die blijk geven van verbondenheid met de gemeente betreft, als ook anderen die herderlijke zorg behoeven. 
  • De herderlijke zorg ten opzichte van elkaar en ten opzichte van anderen gestalte  krijgt in het leven van gemeenteleden, die worden opgewekt tot omzien naar elkaar en naar anderen die dit behoeven, als ook in de pastorale arbeid die door en  onder leiding van opzieners en diakenen wordt verricht. 
  • De pastorale zorg wordt verleend door de opziener en de diakenen.
  • De gemeente haar pastorale opdracht vervult mede in de omgeving waarin zij leeft, en zij geeft uitdrukking aan haar verbondenheid met bijzonder pastoraal werk dat  daar gebeurt. 

Vormen van pastorale zorg in de gemeente zijn: 

1. Huisbezoek. 
  • De opziener of diaken gaat nooit alleen op huisbezoek bij alleenstaande vrouwen. 
2. Pastoraal bezoek in bijzondere omstandigheden. 
  • Dit kan gaan om ingrijpende gebeurtenissen als overlijden, rouw, ziekte,  werkloosheid, bezwarende mantelzorg en andere persoonlijke omstandigheden.
  • Een zieke gelovige kan de ouderlingen van de gemeente bij zich roepen, zodat ze  voor hem bidden en hem met olie zalven in de Naam van de Heere (Jak. 5:14-16).
  • Het kan ook gaan om belangrijke gebeurtenissen als een huwelijk, geboorte of  adoptie, huwelijksjubileum, verhuizing of opname in een verpleeghuis. 

Categorie 5: de gemeentelijke tucht  

Wij geloven en belijden dat: 

  • De tucht van primair levensbelang is om de gemeente gezond te houden.
  • Wij de tucht moeten opvolgen zoals het in het Woord van God staat (Matt. 18:15- 20; 1 Kor. 5:9-13). 
  • Als een broeder afdwaalt door tegen een andere broeder te zondigen, hij niet moet  wachten tot de ander hem zijn zonde komt belijden. Hij moet in een geest van  zachtmoedigheid (Gal. 6:1) op hem afstappen en de broeder overtuigen van het  verkeerde dat hij heeft gedaan, zodat hij gewonnen wordt. Hij moet alleen gaan.  Niemand mag ervan weten. Als de broeder luistert en zijn zonde belijdt, is de  broeder gewonnen. Niemand weet ervan en hoeft het ook nooit te weten, want  het is beleden en dus weg. 
  • Het kan gebeuren dat de broeder niet luistert. Dan moet hij nog één of twee  broeders meenemen en de ander opzoeken. Zo zijn er twee of drie getuigen van  het gesprek dat dan plaatsvindt. Het is de bedoeling dat de broeder in het bijzijn  van één of twee getuigen alsnog overtuigd wordt van de zonde die hij heeft  gedaan. Als hij overtuigd wordt en belijdt, is de broeder ook gewonnen. 
  • Als hij niet luistert, er verslag gedaan moet worden aan de gemeente. Het is wel noodzakelijk dat het verslag wordt gedaan door twee of drie getuigen, want alleen dan is het verslag voor de gemeente aanvaardbaar (Deut. 19:15; 2 Kor. 13:1). Op grond van het verslag wordt de broeder voor de derde keer bezocht, dit keer door  een afvaardiging van de gemeente. Als hij ook niet naar de gemeente luistert, is de  zaak afgedaan voor hem tegen wie gezondigd is. Voor hem is de broeder geen  broeder meer, maar is hij als de heiden en de tollenaar met wie hij niet kan  omgaan.
  • De gemeente in dit geval de zaak niet op zijn beloop kan laten. 
  • Als hij blijft volharden in zijn zonde, de gemeente de verantwoordelijkheid en de  bevoegdheid heeft de zonde op zo iemand te binden. 
  • Hij dan als een boze moet worden beschouwd en uit het midden van de gemeente  moet worden weggedaan (1 Kor. 5:11-13). Deze allerlaatste handeling van de  gemeente bezegelt dat elke poging om de dwalende broeder te winnen, heeft  gefaald. 
  • Met het binden van de zonde op de persoon, de persoon aan de Heere wordt  overgegeven met het gebed dat Hij alsnog inkeer zal geven.  
  • De Zoon van God daarop wijst als Hij vervolgens zegt dat de gemeente ook kan ontbinden, dat is de zonde losmaken van de persoon. 
  • Dit gebeurt als de persoon zijn zonde belijdt en de gemeente de vergeving  daarover uitspreekt en hem weer in haar midden aanvaardt. 
  • Deze handelingen van binden en ontbinden door de hemel worden erkend.
  • De gemeente – vanwege deze hemelse verantwoordelijkheid – goed moet weten wat er in dit opzicht wordt gedaan. Daarom moeten wij de instemming van de  hemel hebben. Wij kunnen ons alleen laten overtuigen van deze hemelse  instemming als wij handelen naar de Heilige Schrift. 
  • Als wij zeker willen weten of een handeling van binden of ontbinden in de hemel wordt erkend, elke tuchthandeling het gevolg moet zijn van eenstemmig gebed van  de gemeente. 
  • Dat de hele gemeente de Heere moet vragen naar Zijn wil. De Vader zal Zijn wil  door Zijn Woord bekendmaken. Daarom moet een gemeente een tuchthandeling  kunnen baseren op Gods Woord. 
  • In Zijn Naam samenkomen betekent dat Hem het volle gezag in de samenkomst  wordt gegeven. Dat gezag oefent Hij uit door Zijn Woord en door Zijn Geest. Allen  die daar samenzijn, willen dat erkennen. Niemand die graag bij de Zoon wil zijn, mag er geweigerd worden. 
  • Allen die tot de gemeente behoren en rein zijn in leer en leven toegang hebben. Dat betekent niet dat iedereen maar moet worden ontvangen die zegt een gelovige  te zijn. 
  • Op grond van de gemeentelijke tucht duidelijk is geworden dat van een nieuw die  komt, vastgesteld moet worden dat hij niet met zonden in verbinding staat. Daarom moet er navraag gedaan worden bij de gemeente(n) waar de persoon in  kwestie vandaan komt. 

Categorie 6: het dispensationalisme – de bedelingen van Gods heilsplan Wij geloven en belijden dat: 

  • Het van fundamenteel belang is dat het Woord van de waarheid recht gesneden  wordt (2 Tim. 2:15). 
  • Het dispensationalisme Bijbels te onderbouwen is. In de brief aan de Efeziërs komt  het woord bedeling een aantal keren voor (bijv. Efez. 1:10; 3:2). 
  • Het zelfstandig naamwoord oikonomia betekent: huisbeheer, rentmeesterschap,  uitdeling, verdeling, bestuur, beheer of management.
  • Een bedeling een tijdsperiode is, gedurende welke de mens wordt getest op  gehoorzaamheid aan een specifieke openbaring van de wil van God.
  • Het dispensationalisme ons helpt om de Schrift nauwkeurig te verstaan, in het  bijzonder bij het bestuderen van het profetische Woord. 
  • Het een systematische leer is. De bedelingenleer is ordelijk, samenhangend en  volgens een Goddelijk systeem. Het geeft een geordend zicht op Gods handelen  met de mensheid in verleden, heden en toekomst. 
  • Wij worden opgeroepen om heel het raadbesluit van God te verkondigen (Hand.  20:26-27). 
  • Het dispensationalisme niet zaligmakend is, maar wel van cruciaal belang om Gods  heilsplan en het profetische Woord goed te begrijpen. 
  • Het cruciaal is voor geloofszekerheid, hoop, vreugde, toewijding en heiliging.
  • De ultra-bedelingenleer wel onjuist is. 

Het dispensationalisme verschilt van de verbondsleer op twee hoofdzaken: 

  1. Het pleit voor een consistente letterlijke interpretatie van de Schrift, vooral bij de exegese van Bijbelse profetieën. 
  2. Het pleit voor een duidelijk onderscheid tussen het aardse Israël en  de Gemeente van Christus in Gods heilsplan. 

De Schrift kan verdeeld worden* in acht heilsperioden, namelijk: 

  1. De bedeling van het geweten. 
    • Van Adam tot de zondvloed. 
  2. De bedeling van het menselijk bestuur. 
    • Van Noach tot Abraham. 
  3. De bedeling van de belofte. 
    • Van de roeping van Abraham tot Mozes die komt met de instelling  van de Wet. 
  4. De bedeling van de Wet. 
    • Van de instelling van de Wet tot de dood van Christus. 
  5. De bedeling van de genade of van de verborgenheid. 
    • Van Christus’ opstanding tot de opname van de gemeente. 
  6. De bedeling van de volheid van de tijden. 
    • Van de openbaring van de antichrist tot de wederkomst van Christus  voor Israël.  
  7. De bedeling van het Millennium. 
    • Van Christus’ zalving als Koning tot de loslating van satan. 
  8. De bedeling van de volmaakte eeuwigheid. 
    Satan wordt voor eeuwig verslagen en in de poel van vuur en zwavel  geworpen. Alle ongelovigen worden voor eeuwig in de poel van vuur geworpen na het oordeel bij de grote witte troon, terwijl alle gelovigen zich in de eeuwige heerlijkheid bevinden. 

* Er is geen dispensationalist die zegt dat hij de waarheid in pacht heeft. Sommigen zullen iets afwijken van deze acht bedelingen. 

  • Bedelingen elkaar niet automatisch opvolgen. 
  • Bedelingen na elkaar genoemd worden, omdat ze na elkaar tot stand gekomen zijn.  Maar dat is niet hetzelfde als dat ze na elkaar bestaan. Dat is een belangrijk  misverstand. 
  • De meeste bedelingen elkaar overlappen. 

Voorbeeld: 

  • De tweede bedeling loopt momenteel nog steeds en zal in de toekomst worden  afgesloten. 
  • De eerste bedeling eindigt waar ook de zevende bedeling eindigt (1 Kor. 15:28).
  • De tweede eindigt waar ook de zesde eindigt (Dan. 2:37-43). 
  • De derde bedeling begint zich te vervullen in de vijfde bedeling (Gal. 3:13-18).
  • De vierde bedeling staat op zichzelf. 

Categorie 7: eschatologie – de laatste dingen 

Wij geloven en belijden dat: 

Het profetische Woord 

  • Het profetische Woord vast en zeker is (2 Petr. 1:19-21). Dit profetische Woord  verwijst steeds naar Jezus Christus. Het getuigenis van Jezus is namelijk de geest van de profetie (Openb. 19:10). 

Israël 

  • Israël Gods volk en oogappel is. De gemeente is niet in de plaats van Israël gekomen  (Rom. 11:15-32). God zal al Zijn beloften aan Israël vervullen in Jezus Christus, hun Waarachtige Koning en Messias. 
  • Wie Israël zegent, gezegend zal worden (Gen. 12:3). 
  • Het een opdracht is om te verlangen naar de vrede van Jeruzalem. Daarom bidden we  voor de vrede van Jeruzalem (Ps. 122:6-8). 
  • Niet alle Israëlieten behouden worden (Zach. 13:8-9; Rom. 9:27; vgl. Rom. 11:26). Ook zij moeten zich bekeren tot de HEERE om gered te worden. Daarom is  evangelisatie onder het Joodse volk belangrijk. Wij mogen hen tot jaloersheid  verwekken door Gods uitverkoren liefde aan hen te laten zien (Rom. 11:11-15). 

De gemeente 

  • De eindtijd is begonnen na het verzoenend lijden, de opstanding en de hemelvaart van de Heere Jezus. 
  • Wij leven in de laatste fase van de eindtijd. Alle tekenen van de tijd wijzen erop dat de opname van de gemeente nabij is (1 Kor. 15:50-54; 1 Thess. 4:13-18). 
  • De afval, die alsmaar groter wordt (2 Thess. 2:3; 1 Tim. 4:1-2), reeds is begonnen. Het is een belangrijk teken dat de komst van Christus aanstaande is. 
  • De hemelse bestemming van de gemeente het Vaderhuis is (Joh. 14:2-3).
  • De gemeente wordt opgenomen in de hemel vóór de zevenjarige verdrukking (Rom. 5:9; 1 Thess. 1:10; 2 Thess. 2:6-8a; Openb. 3:10) aanbreekt. 

De 70ejaarweek van Daniël 

  • Het wereldwijde oordeel een exacte periode van zeven jaar is, de 70ejaarweek van Daniël (Dan. 9:27; Openb. 6-19). 
  • De verdrukkingsperiode begint bij de opening van het eerste zegel (Openb. 6:1-2). De laatste drieënhalf jaar wordt ‘de grote verdrukking’ genoemd. Zelfs de Heere Jezus  waarschuwde voor de gruwel van de verwoesting (Matt. 24:15). 
  • De grote verdrukking eindigt bij de wederkomst van Christus voor Israël (Dan. 7:13Matt. 24:30; Hand. 1:11; Judas 1:14-15; Openb. 1:7). Op die dag zullen Zijn voeten  staan op de Olijfberg (Zach. 14:4). Hierna zal de Zoon des mensen zitten op de troon van Zijn heerlijkheid (Matt. 25:31). Na de 70ejaarweek van Daniël begint het Messiaanse Vrederijk. 
  • De Heere God in beide tijdsperioden tot Zijn doel komt met Israël en de wereld. 

De twee verschillende bruiden 

  • Christus een huwelijksverbond heeft met Zijn gemeente (2 Kor. 11:2; Efez. 5:31-32Openb. 19:7-8), net zoals God de Vader een huwelijksverbond heeft met het  volk Israël (Jes. 62:5; Jer. 2:32; Hos. 2:15-19). Van deze relatie die bestaat tussen God  de Vader en Zijn volk Israël willen wij absoluut niets afdoen. Ondanks de ontrouw van  het volk Israël, zal God Zijn bruid trouw blijven en zal Hij al Zijn beloften aan haar waarmaken. Israël is dus de aardse bruid van God de Vader, terwijl de gemeente de  hemelse bruid van Christus is. 

Categorie 8: bijzondere opmerkingen 

Wij geloven en belijden dat: 

  • Het van fundamenteel belang is om kritisch te zijn op moderne Bijbelvertalingen. Daarom leest de gemeente uit de HSV (2010).
  • Wij er wel voor moeten waken om een Bijbelvertaling te verheerlijken. De Heere kan ook moderne Bijbelvertalingen gebruiken om mensen eeuwig leven te geven.
  • Bij Bijbelstudies vertalingen moeten worden gebruikt die nauw aansluiten bij de betrouwbare Griekse tekst (de Textus Receptus). Hieronder vallen o.a. de SV (1637)  en HSV (2010).

sluit

Login en lees reacties

Log in en lees reacties Lees reacties, stel vragen aan de redactie, geef respect en praat mee over het belangrijkste nieuws.

Reacties (0)